ZEIJEN.NU

MENU

HET MEESTERSVEEN (ZEIJEN)

Aan de oostzijde van het dorp ligt het Meestersveen (kaart of luchtfoto). Op initiatief van een inwoner, Jelke Bennink, was op deze plek een tjasker, gevonden in een schuur in Amen, gerestaureerd en in 1983 bij dat veentje geplaatst. Een tjasker is een klein houten molentje dat onder meer werd gebruikt om een deel van het veentje droog te malen. De bewoners konden daarna veen baggelen uit het drooggemalen gedeelte. In een groot deel van het veen ligt nog een veenpakket van enkele meters dik dat nog in stand wordt gehouden door veenmossen.
Henny Lanting, de vrouw van een lid van de werkgroep, had op dat veentje nog leren schaatsen. In de jaren dertig van de vorige eeuw was dit de ijsbaan van het dorp Zeijen.
Een informatiebordje over de tjasker is aan de naastgelegen verharde weg geplaatst. Zo wordt voor de wandelaar en de fietser het verhaal levend gehouden.

Een paar werkgroepleden van de Werkgroep Zeijerwiek zagen rond 1992 het aanpakken en herstellen van dit veentje in eerste instantie niet zitten. Het leek nogal verdroogd en verland en het was omringd door goed ontwaterde landbouwgronden. Het veentje was dichtgegroeid met voornamelijk waterwilg en de mooie oude veenputten lagen uit het zicht, vooral aan de achterzijde van het veentje. Toch werden met man en macht in 1993 vanuit een herstelplan stap voor stap maatregelen uitgevoerd.

Na bijna 30 jaar actief beheer zijn mooie resultaten bereikt. Knelpunt is nog steeds de geïsoleerde ligging van het veentje waardoor de waterkwantiteit en -kwaliteit onder druk staat.

Veentjes rond Zeijen, de geschiedenis 

Veentjes dateren vanaf het einde van de laatste ijstijd, zo’n 15000 jaar geleden. In het algemeen zijn veentjes ontstaan in laagten in het landschap. In de loop van tijd vormden zich hierin waterplassen met stilstaand water of langzaam stromend water. Door groei van veenmos en afzetting van mineralen en organisch materiaal begon de plas te verlanden en ontstond er veen. Afhankelijk van het klimaat, de neerslag en de samenstelling van de bodem vormden zich in de loop der tijd verschillende soorten veentjes. Rondom Zeijen gaat het om de zogenaamde pingo-ruïne en de stuifkuil. Een pingo-ruïne is een overblijfsel uit de laatste ijstijd. De stuifkuil ontstond in de prehistorie, zo’n 3000 jaar voor Chr. door het zeer intensieve gebruik van akkerland. Vaak stoof het zand tot op grond-waterniveau uit, waardoor relatief diepe kuilen ontstonden.
In de prehistorie dienden sommige veentjes als offerplaats om de goden goed te stemmen. Oude gebruikvoorwerpen, maar ook botten van (huis)dieren zijn in enkele veentjes gevonden, 
onder meer in het Bollenveentje. De vondst van veenlijken is echter het meest bijzonder. ‘Het meisje van Yde’, gevonden in Yde ten noorden van Zeijen, is het meest bekende veenlijk van Nederland. De veentjes leverden in eerste instantie water aan mens en dier. Vanaf de 17e eeuw werd er door de mens turf afgegraven. De kleine veentjes leverden turf voor de lokale bevolking.
Inmiddels is deze oorspronkelijke functie verdwenen. Vroeger werd de landschappelijke en cultuurhistorische betekenis van de veentjes niet gezien. De veentjes kregen geen aparte bestemming en werden verwaarloosd of ‘opgeruimd’. De ecologische waarde van de overgebleven veentjes is sterk afhankelijk van de hydrologische situatie en van de voedselarmoede of -rijkdom van het water. Door ontwateringen ten behoeve van de landbouw is de grondwaterstand gedaald. Daarnaast is door toevoer van voedselrijk water uit aangrenzende landbouwgronden fosfaat en stikstof in het water van de veentjes terecht gekomen. Hierdoor is de oorspronkelijke vegetatie gewijzigd en zijn zeldzame plantensoorten verdrongen.

Bronnen en meer informatie

GPS Coördinaten

?