Nieuws
Kort overdwars column nr. 385
Arme oma
We hebben een lange wandeling achter de rug, Evie, Felix, Benjamin en ik. We lopen op de zandweg terug naar het huis van mijn zus. Ik loop voorop met de hond die zo trekt dat mijn armen beslist langer zijn geworden in de tien dagen dat we op hond Ulla passen. Evie loopt vijf meter achter me en de jongens slenteren minstens vijftien meter achter ons aan. Stofwolken omdat ze hun voeten niet optillen in het droge zand nadat er al lange tijd geen regen is gevallen. Op het geasfalteerde fietspad lopen twee wandelaars ons tegemoet. Vrouwen, veertigers, in vol wandelornaat, alle kleding en rugzakken van de bekende wandelmerken. Als we ze gepasseerd zijn komen de jongens aanrennen. Benjamin vertelt dat een van de vrouwen zei: ’Arme oma.’ Die ‘arme oma’ ben ik, volgens de jongens. ’Maar waarom zei die vrouw dat dan?’ vraag ik. ‘Omdat Ulla zo trekt?’ We raden naar de redenen. ‘Misschien denken ze wel dat ik met jullie opgescheept zit,’ grap ik. Later als we weer bij huis zijn en het verhaal vertellen aan hun vader en Erno, zegt Evie dat die mevrouw waarschijnlijk bedoelde dat ik de auto niet hoorde die achter ons reed en er langs wilde. ‘Arme dove oma bedoelden ze vast en zeker.’ Ik lach, het klopt. Evie heeft gelijk, mijn gehoor gaat achteruit. Maar op de achtergrond, ergens binnenin ben ik geïrriteerd, ik wil niet dat mensen vinden dat ik een arme dove oma ben. Een dove oma, dat ben ik, maar geen zielige oma. Als ze dat maar weten!