Nieuws

Landbouwvisie Zeijen

Boermarke Zeijen maakt landbouwvisie 2010-2025

28 januari 2011

ZEIJEN – Twintig boeren in Zeijen hebben vrijdag ochtend in zalencentrum Hingstman  hun eigen landbouwvisie overhandigd aan gedeputeerde Rein Munniksma. "De visie laat zien wat wij als boeren in De Marke willen gaan doen. We willen uitbreiden in de toekomst, maar dit willen we samen met de natuur doen." 18 van de 20 landbouwbedrijven uit Zeijen hebben meegedaan aan de enquête voor dit rapport, waarmee de mogelijkheden voor het bedrijf, de ondernemer en de relatie met de omgeving zijn weergegeven. Gedeputeerde Rein Munniksma kreeg het eerste concept van de landbouwvisie aangeboden en complimenteerde de Boermarke met dit initiatief, waaruit een ambitieus plan is ontstaan. Voor Munniksma is het van belang dat samenwerking tussen alle partijen wordt gezocht, zodat een goede balans wordt gevonden tussen een gezonde en rendabele landbouw en haar omgeving. De morgen werd gezamenlijk afgesloten met een snert maaltijd.

Zie voor het eindconcept Landbouwvisie Zeijen meer.

Landbouwvisie Zeijen
2010 – 2025

Boermarke Zeijen

januari 2011

Voorwoord

De Boermarke Zeijen heeft een rijk verleden. Ze werd voor het eerst genoemd in 1646. Het woord marke betekent letterlijk grens. Met een (boer)marke wordt dan ook een afgebakend gebied bedoeld, zoals dat vanaf de dertiende eeuw veel op de Saksische zandgronden in Oost-Nederland voorkwam. De begrenzing van een marke bestond uit landschapselementen, zoals wegen, sloten en boswallen. De akker- en weidegronden binnen die grens waren vaak gemeenschappelijk bezit en werden gezamenlijk geëxploiteerd, bijvoorbeeld om schapen uit het dorp te weiden, plaggen te steken of om turf te graven. Het hout van de brink werd gebruikt voor boerengeriefhout en werd op de boervergadering verkocht.

De gebruiksrechten waren vastgelegd in ‘waardelen’, die aan de grond gekoppeld waren. De bestuursleden van een marke werden volmachten genoemd. Ze werden door de gezamenlijke boeren(ingelanden) aangewezen en moesten erop toezien dat de gezamenlijke gronden op de juiste manier werden gebruikt. Een en ander werd vermeld in het Boerboek.

Na de invoering van de gemeentewet in 1811 nam de invloed van de boermarken af. In 1850 werd de scheiding van de gemeenschappelijke gronden door de Boermarke Zeijen beschreven. Het aan waardelen gekoppelde gebruiksrecht werd in de 70-er jaren bij algemene vergadering afgeschaft.

De Boermarke Zeijen bestaat echter tot op de dag van vandaag en is zelfs een zeer actieve organisatie. In 2005 is de natuurlijke begrenzing van het gebied voorzien van grensstenen, aangeboden door de ingelanden. Er is nog steeds gemeenschappelijk bezit, waaronder de brink en de ijsbaan. De meest recente aanplant op de brink was in 2008, toen de kinderen van de school tijdens de boomplantdag nieuwe bomen hebben geplant. Dit werd mede mogelijk gemaakt door het Omgevingsplan 3, waaruit in samenwerking met de Zeijerwiek gelden beschikbaar kwamen om dit project te financieren.

Binnen de Marke wordt het jachtrecht op circa 1.000 hectare grond verhuurd. Nog net als 350 jaar geleden wordt dit geregeld door de volmachten bij goedkeuring van de boervergadering. De opbrengst van het jachtrecht wordt gebruikt om de activiteiten van de Boermarke te bekostigen, zoals de aankoop van machines die kosteloos ter beschikking van de ingelanden worden gesteld. Verder nemen de volmachten zitting in allerlei gemeenschappelijke besturen, zoals Zeijerwiek, het Dorpshuis, de Drentse Boermarken en de W.B.E. de Lebbestoak.

We vinden het een voorrecht om in deze schitterende omgeving te mogen wonen en werken. Het is een omgeving die haar vorm voor een belangrijk deel door agrarisch gebruik en beheer heeft gekregen. We zijn ervan overtuigd dat de landbouw ook in de toekomst niet gemist kan worden om dit gebied levendig en mooi te houden. Maar dan hebben de boeren in onze Marke wel ruimte nodig: letterlijk en figuurlijk. Alleen met voldoende oppervlakte, een passende ruimtelijke inrichting en een regelgeving die aansluit bij hun ondernemerschap, kunnen ze hun bedrijf gezond en rendabel houden. Met deze landbouwvisie hopen we dat doel dichterbij te brengen.

De Volmachten.

Inhoud

Inleiding. 4

Enquête. 4

Algemene gegevens. 5

Ontwikkeling landbouwareaal 2000 – 2025. 6

Ontwikkeling landbouw vertaald in productierechten. 7

Bedrijfsontwikkeling, leeftijd en opvolgingssituatie. 9

Omgeving. 10

Taken voor de Boermarke. 12

Conclusies. 13

Enquêteresultaten afgezet tegen externe ontwikkelingen. 13

Stappenplan. 16

BIJLAGE 1: Vragenlijst

Inleiding

In de omgeving van Zeijen speelt de landbouw van oudsher een belangrijke rol, zowel in economisch, ecologisch als landschappelijk opzicht. Door nieuwe ontwikkelingen, zoals wonen, werken, natuur en recreatie, kan in de komende jaren het speelveld voor de agrarische sector er drastisch veranderen. Maar ook de landbouw zelf is voortdurend in beweging. Voor de Boermarke Zeijen waren al deze veranderingen de aanleiding om nieuwe perspectieven voor ondernemerschap en (agrarische) bedrijfsontwikkeling in kaart te willen brengen in deze landbouwvisie.

De landbouwvisie zal te zijner tijd deel gaan uitmaken van de integrale gebiedsvisie voor Zeijen. De Provincie Drenthe heeft een belangrijk deel van de uitvoeringskosten voor haar rekening genomen. Daaraan werd de voorwaarde verbonden dat zowel het proces als de rapportage op een zodanige manier zouden worden uitgevoerd, dat ze in de toekomst als voorbeeld gebruikt kunnen worden voor andere gebieden waar een vergelijkbare problematiek speelt.

Een belangrijk onderdeel van het project was een enquête, waarvoor alle 20 bedrijven die meer dan 3 ha in de Boermarke bezitten en die hun hoofdinkomen uit de landbouw behalen, werden benaderd. De bedrijven werden  afzonderlijk bezocht en door middel van interviews zijn hun plannen, verwachtingen, wensen en mogelijkheden in kaart gebracht. De resultaten van de enquête vormden de basis voor de verdere visieontwikkeling.

Om de Landbouwvisie te realiseren, is deskundigheid ingehuurd van DLV Plant (afnemen enquête en administratieve projectleiding) en Weister Klap Advies (opstellen enquête, inhoudelijke projectleiding en verwerken van de resultaten). De Stichting BABG (Stichting ter Bevordering van de Agrarische Bedrijfs- en Gebiedsontwikkeling) fungeerde als subsidieaanvrager voor het project. LTO Noord heeft een inhoudelijke bijdrage geleverd bij het in een breder kader plaatsen van de visie en een deel van de projectkosten voor haar rekening genomen. Ook de Gemeente Tynaarlo, de Rabobank, DLV Plant en Weister Klap Advies hebben het project financieel gesteund.

De uitvoering werd begeleid door een commissie, die bestond uit Gerko Brink, Roelof Barels en Bert Bonder, allen volmacht van de Boermarke Zeijen; Harm-Jannes Brouwer, penningmeester; Erik Emmens, landbouwer en vertegenwoordiger van de Agrarische Natuurvereniging Noordenveld; Roel Visser, LTO Noord; Jacob Dogterom, DLV Plant en contactpersoon van de Stichting BABG en Marleen Lamain, Weister Klap Advies. Alle enquêtes werden afgenomen door Hessel Doornbos van DLV Plant.

Enquête

De enquête bestond uit 27 vragen (zie bijlage 1). Hiervan hadden er tien betrekking op het bedrijf (rubriek ‘kunnen’), tien op de ondernemer (rubriek ‘willen’) en zeven op de landschappelijke, persoonlijke en financiële omgeving (rubriek ‘mogen’). De enquête werd op 12 mei 2010 tijdens een algemene vergadering aan de leden van de Boermarke gepresenteerd. In de weken daarna werd iedereen door DLV Plant gebeld voor een afspraak om de enquêtes bij  de ondernemers thuis af te nemen. Helaas kon als gevolg van oponthoud bij de subsidieprocedure pas eind augustus met deze bedrijfsbezoeken worden begonnen, wat enigszins ten koste ging van de dynamiek van het proces. Voor zover valt na te gaan, heeft het eindresultaat er echter niet onder geleden.

Algemene gegevens

In totaal werden 20 bedrijven benaderd. Hiervan hebben 18 de enquête ingevuld. Twee ondernemers gaven aan dat ze niet aan het onderzoek wilden meewerken. Van de 18 geënquêteerde  bedrijven waren er 12 met melkvee (inclusief één met een biovergistingsinstallatie), 3 gemengd (akkerbouw en rundvee) en 3 gespecialiseerd in akkerbouw (aardappelen, suikerbieten en/of graan). De 18 bedrijven bezaten samen 673 ha grond binnen de Boermarke, en hadden in totaal 1.909 ha in gebruik – het grootste deel van de grond van de Boermarke-leden ligt dus buiten het oorspronkelijke Boermarke-gebied. De twee bedrijven die niet hebben meegedaan, bezitten samen ongeveer 160 ha. Het gaat om een bedrijf met slachtkuikens en melkvee en een akkerbouwbedrijf.

Van deze 1.909 ha was circa 740 ha grasland en werd ruim 770 ha gebruikt voor maïsteelt (waarvan naar schatting twee derde deel voor de vergister). Het totale areaal voedergewassen bedroeg daarmee 740 + 770 = 1.510 ha. De gezamenlijke oppervlakte van de akkerbouwbedrijven bedroeg ongeveer 385 ha. Daarnaast was 13 ha in gebruik voor natuurbeheer (beheersgrond/faunaranden).

 

 

Figuur 1: Grondgebruik leden Boermarke Zeijen 2010

 

De 12 melkveebedrijven hielden samen 1.838 melkkoeien en 1.666 stuks ander rundvee (jongvee, dek- en meststieren). Omgerekend komt dit neer op ongeveer 2.838 GVE (= grootvee-eenheden). De gemiddelde veebezetting per hectare voedergewassen op de veehouderijbedrijven bedroeg daarmee 2.838/1.510 = 1,88 GVE of 207 kg. N per ha.

De gemiddelde omvang van de bedrijven met melkvee bedroeg ruim 125 ha met circa 237 GVE. Hierin zat wel een grote spreiding, zowel in oppervlakte (van 27 tot ruim 500 ha) als in aantal stuks vee (van circa 80 tot 680 GVE). De aanwezigheid van een vergistingsinstallatie in het gebied is één van de oorzaken waarom de uitersten zo ver uit elkaar liggen. Desondanks is ervoor gekozen om de gegevens van dit bedrijf in de gemiddelden mee te laten tellen; de aanwezigheid van een vergister in een gebied van deze omvang is op zichzelf niet ongewoon en het is dus eenvoudig een factor om rekening mee te houden.

De bedrijven met akkerbouw hadden gemiddeld 77 ha in gebruik met een spreiding van 9 tot 140 ha. Aardappelen waren met ruim 200 ha het belangrijkste gewas, gevolgd door bieten met een kleine 80 ha. Op de resterende 100 ha werden granen verbouwd.

Op drie bedrijven was sprake van een tweede tak, op twee bedrijven van enige neveninkomsten uit loonwerk en op één bedrijf van structurele neveninkomsten uit loondienst van de ondernemer. Deze activiteiten waren in alle gevallen landbouw-gerelateerd. Naast loonwerk werden handel, stallenbouw, advieswerk en energiewinning genoemd. Verbrede landbouw in de zin van groenblauwe diensten, recreatie of zorg kwamen niet voor. Op negen bedrijven droeg de echtgenote/partner bij aan het inkomen via een baan buitenshuis van gemiddeld 18 uur per week (minimaal 8 en maximaal 30). Op vijf bedrijven deed de partner de administratie en op één bedrijf werkte de partner zowel binnen als buiten het bedrijf.

Bedrijven die in 2010 een tweede tak hadden, verwachten daar de komende jaren mee door te gaan. Eén ondernemer zou eventueel in de toekomst wel iets op het gebied van natuurontwikkeling en educatie willen doen, als aanvulling op het bestaande bedrijf.

De algemene indruk van de enquêteur was dat het gebied van de Boermarke Zeijen primair een landbouwgebied is, met grotere en modernere bedrijven dan verwacht en een duidelijk accent op de melkveehouderij. De cijfers bevestigen dat. Andere functies, zoals recreatie, lijken juist minder aanwezig dan verwacht. Wel bestaat de indruk dat het dorp Zeijen een tamelijk belangrijke centrumfunctie vervult, vooral voor wonen. In het kader van de enquête is dit echter niet onderzocht.

Ontwikkeling landbouwareaal 2000 – 2025

In onderstaande tabel wordt aangegeven wat de ontwikkeling van de 18 geënquêteerde bedrijven sinds 2000 is geweest en wat de plannen zijn voor de periode tot 2025. Het jaar waarin het onderzoek plaatsvond, 2010, dient als referentie voor de weergave in procenten.

 

2000

2005

2010

2015

2020

2025

Aantal actief

18

18

18

15

11

9

Aantal beëindigd

 

 

 

 

3

3

Geen opgave

 

 

 

3

4

6

Oppervlakte van de actieve bedrijven

1.332

1.549

1.909

1.891

1.999

1.723

Gemiddeld aantal ha per bedrijf

70

86

106

126

182

191

Ontwikkeling bedrijfsomvang t.o.v. 2010

66

81

100

119

172

180

Tabel 1: Ontwikkeling oppervlakte 2000-2025

De cijfers van vóór 2010 geven alleen inzicht in de ontwikkeling van de gemiddelde oppervlakte per bedrijf. Hoeveel grond de landbouw als totaal in die periode in gebruik had, is niet na te gaan omdat er geen gegevens zijn over bedrijven die tussen 2000 en 2010 werden beëindigd. Deze gemiddelde bedrijfsoppervlakte is in de afgelopen tien jaar met 50% toegenomen. De verwachting is dat deze groei zich de komende tien jaar in tenminste hetzelfde tempo voortzet. Dit lijkt samen te zullen gaan met een afname van het aantal bedrijven. Van de 18 bedrijven die in 2010 de enquête invulden, wilden er maar 9 een opgave doen voor 2025. Dit kan zowel te maken hebben met een voorgenomen bedrijfsbeëindiging, als met plannen voor overdracht van het bedrijf aan een opvolger. De opmerking ‘het is niet aan mij om te bepalen wat mijn opvolger straks gaat doen’ kwam op meerdere formulieren voor. het ontbreken van een aantal opgaves werkt door in het aantal hectares dat naar verwachting in de komende jaren bij de landbouw in gebruik zal zijn. Als er meer bedrijven doorgaan dan de negen die nu een opgave hebben gedaan, zullen er meer hectares nodig zijn. Als alleen de bedrijven die wel een opgave hebben gedaan, blijven bestaan, levert een confrontatie van de ontwikkeling van het aantal bedrijven en de gemiddelde oppervlakte per bedrijf het volgende plaatje op:

 

Figuur 2: prognose ontwikkeling aantal

bedrijven en gemiddelde oppervlakte

per bedrijf

 

 

Ontwikkeling landbouw vertaald in productierechten

Behalve aan de toe- of afname van het aantal gebruikte hectares, kan de ontwikkeling van de landbouw ook worden afgeleid uit het aantal productierechten dat bij de bedrijven in bezit is. Voor het gebied van de Boermarke Zeijen is gekeken naar de bestaande productierechten voor melk, suiker en zetmeel voor de periode tussen 2000 en 2010 en naar de prognoses voor de periode van 2010 tot 2025. Eén en ander is weergegeven in de volgende tabel. Hierbij wordt opgemerkt dat met name de cijfers voor het suikerquotum over de periode 2010 – 2025 niet betrouwbaar zijn. Verschillende telers hebben hierover geen opgave gedaan, omdat ze er van uit gaan dat de quotering wordt afgeschaft.

 

2000

2010

2025

Melkquotum in kg. melk

10.244.000

14.462.000

23.600.000

Suikerquotum in kg. polsuiker

427.000

401.000

440.000

Avebe-aandelen

222

272

330

Tabel 2: ontwikkeling productierechten in gebied

 

In een grafiek levert dit het volgende beeld op (eveneens met de opmerking dat de prognose voor suiker niet betrouwbaar is):

 

 

Figuur 3: ontwikkeling productierechten in gebied

 

Hoewel er ook vraagtekens geplaatst kunnen worden bij de toekomst van de melkquotering, blijkt uit deze gegevens dat er bij de melkveehouders in het Boermarke-gebied een grote ambitie aanwezig is om de productie de komende jaren uit te breiden.

In onderstaande tabel wordt aangegeven wat dit zou betekenen voor het aantal melkkoeien. In 2010 was het gezamenlijke quotum bijna 15,5 miljoen kilo en het aantal melkkoeien ruim 1.800. De berekende productie per koe kwam daarmee uit op 7.894 kilogram. Als deze productie per koe gelijk blijft, zijn er in 2025 bijna 3.000 koeien nodig om het beoogde quotum van 23,6 miljoen kilo vol te melken. Als de productie per koe zou stijgen tot 8.500 kilo per koe, neemt de veestapel toe tot circa 2.800 dieren. Dit betekent een toename van respectievelijk ongeveer  1.150 en 950 dieren.

 

2010

2025

Toename 2010 - 2025

Quotum 2010

14.462.000

Beoogd quotum 2025

23.600.000

9.138.000

Aantal melkkoeien 2010

1.832

Aantal melkkoeien bij zelfde kg/koe als in 2010

2.990

1.158

Kg quotum per koe

7.894

Aantal melkkoeien bij 8.500 kg/koe

2.776

944

Tabel 3: Ontwikkeling quotum vertaald in aantal koeien

Bedrijfsontwikkeling, leeftijd en opvolgingssituatie

Onderzocht is of de leeftijd van de ondernemer mede bepalend is voor de toekomstvisie. Daarbij bleek dat er niet zozeer een relatie bestaat tussen leeftijd en ambitie, maar wel dat de ondernemers die jonger zijn dan ongeveer 45 jaar het verst vooruit kijken.

 

 

Tabel 4: Bedrijfsontwikkeling en leeftijd ondernemer

Uit de interviews komen daarvoor twee mogelijke redenen naar voren:

1.      ondernemers van boven de 45 die geen opvolger hebben, hebben minder de behoefte om het bedrijf zo in te richten dat het tegen de tijd van hun pensionering nog concurrerend is (‘het zal mijn tijd wel duren’), en

2.      ondernemers van boven de 45 die wel een opvolger hebben, vinden dat die opvolger zijn eigen keuzes voor de toekomst moet maken en willen zich daar niet in mengen.

Naar de invloed die het al of niet hebben van een opvolger heeft op plannen voor de toekomst, is daarom nog een keer apart gekeken. De uitkomst daarvan, die is weergegeven in tabel 5, bevestigt het hiervoor genoemde vermoeden: ondernemers die zekerheid hebben over de opvolgingssituatie, kijken het minst ver vooruit.

 

 

Tabel 5: Bedrijfsontwikkeling en opvolgingssituatie

 

Omgeving

Vier ondernemers gaven aan dat ze niet op de hoogte waren van het gemeentelijke bestemmingsplan. Van de veertien die het bestemmingsplan wel kenden, ondervonden dertien er (nog) geen hinder of zelfs voordeel van en had er één te maken met beperkingen.

Zeven ondernemers waren niet op de hoogte van het Provinciaal Omgevingsplan (POP). Acht anderen kenden het wel, maar vonden het niet beperkend of stonden er neutraal tegenover. Eén ondernemer zag extra kansen als gevolg van het POP, één had behoefte aan meer duidelijkheid over de aanwijzing van EHS-gebieden en één gaf aan dat het POP concrete beperkingen voor zijn bedrijf opleverde.

Bij de vraag over de effecten van het algemene vergunningenbeleid gaven twee ondernemers aan daar niet van op de hoogte te zijn, elf dat ze er geen beperkingen van ondervonden en één dat het vergunningenbeleid extra kansen voor de landbouw in zijn omgeving bood. Daarnaast ondervonden vier ondernemers problemen: twee door een te korte afstand tot aangrenzende bebouwing, één door Natura 2000 en één om niet nader gespecificeerde redenen.

Vijf ondernemers gaven aan zich zorgen te maken over het beleid ten aanzien van respectievelijk bemesting (fosfaatfixatie), ontsluiting (in verband met aan- en afvoer van producten), zandwinning, natuur- en landgoedontwikkeling en peilverhoging.

De vraag naar een internationaal toekomstbeeld voor de landbouw in 2025 werd door 16 ondernemers beantwoord. Acht daarvan verwachten dat bedrijven groter zullen worden, vier wijzen op een groeiende vraag naar landbouwproducten, hetzij internationaal (3 x) of regionaal (1 x), waardoor de landbouwprijzen zullen stijgen. Eén ondernemer ziet alleen een toekomst voor intensieve landbouw en drie vrezen dat de landbouw wegens een gebrek aan concurrentiekracht uit Nederland zal verdwijnen, tenzij er de komende tijd een krachtig beleid ten gunste van de Nederlandse landbouw gevoerd wordt.

Dezelfde vraag, maar dan toegespitst op de Nederlandse situatie, werd door allen beantwoord. De meerderheid (11 van de 18) verwacht een verdere schaalvergroting. Daar worden door enkelen kanttekeningen bij geplaatst, bijvoorbeeld dat schaalgrootte ten koste kan gaan van de kwaliteit van het product, dat de groei mogelijk een gevolg zal zijn van koude sanering en dat grote bedrijven kwetsbaar kunnen worden door een te grote behoefte aan vreemd kapitaal. En één reactie luidde onomwonden: ‘ik groei omdat het moet, niet omdat ik het wil’. Van de overige respondenten zijn er vijf die verwachten dat er alleen ruimte overblijft voor landbouw in hoogproductieve gebieden of in specialistische takken. Twee ondernemers geven expliciet aan dat er behoefte is aan gericht beleid voor de landbouw, met name op het gebied van bodembeheer en marktregulering.

Zeventien ondernemers gaven hun toekomstvisie op de landbouw in Drenthe. Uit acht antwoorden sprak ongerustheid over verdere natuurontwikkeling die ten koste zou gaan van de landbouw. Vier anderen hadden een vergelijkbaar gevoel van onbehagen over recreatie, maar een vijfde respondent zag hier juist nieuwe kansen in. Eén ondernemer was zeer positief over het nieuwe omgevingsplan, dat naar zijn mening meer kansen voor landbouw en minder ruimte voor natuur bood dan het voorgaande.

De verwachtingen voor het gebied van de Boermarke Zeijen komen in grote lijnen overeen met die voor Drenthe. Algemeen wordt aangenomen dat het een landbouwgebied zal blijven. De (inter)nationale trend van schaalvergroting zal er zeker merkbaar zijn, maar de meeste ondernemers verwachten geen radicale veranderingen in de omstandigheden. Ongeveer de helft geeft aan dat er inmiddels wel genoeg natuur is in dit gebied. Tijdens de interviews werd er door diverse respondenten op gewezen dat het onderhoud van deze natuur te wensen over zou laten en dat het de komende tijd vooral zaak is om een goed evenwicht te vinden tussen landbouw, natuur en eventuele andere functies.

Op de vraag welke doelen de komende jaren in het gebied rondom Zeijen gerealiseerd zouden moeten worden, werden de volgende antwoorden gegeven:

Verbeteren wegen/infrastructuur             7 x

Niet meer natuur                                               6 x

Evenwicht landbouw en natuur                   5 x

Grondruil/kavelruil                                            5 x

Behoud en ontwikkeling van landbouw   4 x

Waterbeheersing/waterpeil                         2 x

Onderhoud bossen                                           2 x

Gezamenlijk natuurbeheer                           2 x

 

Acht ondernemers gaven aan hier zelf wel een bijdrage aan te willen leveren (bijvoorbeeld door grond- en kavelruil (6 x), zelf regelen van de waterhuishouding (1 x), het invullen van een ecologische verbindingszone, het plegen van natuuronderhoud en/of het openstellen van het bedrijf voor educatieve doelen (4 x). Zeven ondernemers wilden hier niet zelf bij betrokken worden en drie ondernemers hadden geen mening.

Om de genoemde doelen te bereiken, achtten de meeste respondenten de hulp van derde partijen noodzakelijk. Het meest genoemd werden LTO (8 x), Staatsbosbeheer (8 x),  de gemeente (5 x) en het waterschap (5 x).

Taken voor de Boermarke

Over de vraag of de Boermarke bepaalde onderhoudstaken op zich zou moeten nemen, waren de meningen wat verdeeld:

 

Snoeien

Bermbeheer

Sneeuwruimen

Goed idee

7

14

11

Eventueel

2

1

1

Slecht idee

9

3

5

Geen mening

1

Tabel 6: Mogelijke taken voor de Boermarke

 

Hierbij werd onder meer opgemerkt dat onderhoud eigenlijk taak van anderen is (gemeente); dat onderhoud betaald moet worden; dat de landbouw zich niet voor karretjes moet laten spannen en dat – als er door de Boermarke wél onderhoud gepleegd zou worden – de aansprakelijkheid goed geregeld moet zijn.

Conclusies

De resultaten van de enquête zijn op 13 december 2010 in een Boermarke-vergadering aan de leden voorgelegd. Aan de discussie, die aansluitend plaatsvond, werden de volgende conclusies verbonden:

  1. In 2025 is nog de helft van het huidige aantal bedrijven over. Deze zijn dan verdubbeld in oppervlakte terwijl het aantal stuks vee in het gebied met tenminste 60% is toegenomen.
  2. Alle hectares die nu door de landbouw worden gebruikt, zullen ook in toekomst (2025) nodig zijn voor de bedrijfsvoering. Er zullen weliswaar bedrijven verdwijnen, maar de grond van deze ‘wijkers’ is nodig voor de blijvers. De economische ontwikkelingen maken schaalvergroting noodzakelijk en om gezond te kunnen blijven produceren heeft de landbouw de grond ook nodig voor een voldoende ruime vruchtwisseling en lage veebezetting.
  3. Hoewel schaalvergroting in veel gevallen voor de hand lijkt te liggen, zullen er altijd bedrijven zijn die de voorkeur geven aan een andere strategie, zoals verbreding of extensivering aangevuld met een inkomen van buiten het bedrijf. Hoofdzaak is dat elke ondernemer zoveel mogelijk de kans krijgt om een eigen, passende keuze te maken.
  4. De infrastructuur in het gebied is niet meer van deze tijd. De laatste ruilverkaveling was in de jaren ’70. Sindsdien is er van alles veranderd. Zo werd destijds de melk nog in bussen opgehaald, terwijl daar nu tankauto’s met een gewicht van 50 ton voor worden gebruikt. In diezelfde periode is bijvoorbeeld ook het aantal personenauto’s, en het gebruik ervan, enorm toegenomen. De afmetingen en inrichting van wegen zijn daar totaal niet in meegegroeid.
  5. Diverse Boermarke-leden maken zich zorgen over het waterpeilbeheer. Het hoge grondwaterpeil is de oorzaak van sub-optimale productieomstandigheden, heeft nadelige gevolgen voor de gezonde bedrijfsvoering (draagkracht, maaibeheer) en vergroot de kans op uitspoeling van mineralen.
  6. Diverse Boermarke-leden maken zich zorgen over de gevolgen van de mestwetgeving. Lagere normen betekenen dat er minder fosfaat gestrooid mag worden. Op fosfaatfixerende gronden gaat dit ten koste van de opbrengst.
  7. De uitvoering van het bermbeheer is door de gemeente niet goed geregeld. Er wordt vaak te laat of te weinig gemaaid (waardoor bijvoorbeeld de verkeersveiligheid in het gedrang komt) en het maaisel blijft te lang liggen, wat rommelig oogt en ongewenste plantengroei in de hand werkt (brandnetels, distels).
  8. Boermarke-leden maken zich zorgen over de toename van het aantal hectares natuur en over de kwaliteit van het onderhoud daarvan.

Enquêteresultaten afgezet tegen externe ontwikkelingen

In de afgelopen periode hebben zich op diverse terreinen ontwikkelingen voorgedaan, die van belang kunnen zijn bij het verbinden van consequenties aan de uitkomsten van de enquête. Drie daarvan worden hieronder toegelicht, namelijk het verschijnen van de studie ‘Anders melken’ van de Rabobank, de afronding van de landbouwvisie Tynaarlo van LTO Noord en veranderingen in het rijksbeleid voor het landelijk gebied.

  • Anders melken

Eind 2009 verscheen het Rabo-rapport ‘Anders Melken’. De studie is mede gebaseerd op onderzoek van het Landbouw Economisch Instituut en schetst een perspectief voor de Nederlandse melkveehouderij richting 2020. Sinds de invoering van de melkquotering in 1984 hebben exportrestituties en interventie gezorgd voor een stabiele melkprijs. Dat remde schaalvergroting af en maakte een  geleidelijke groei van de bedrijven mogelijk. Als in 2015 de quotering wordt afgeschaft, krijgen de Europese melkveehouders meer te maken met rechtstreekse marktinvloeden.

Die toenemende internationale concurrentie is in het belang van de Nederlandse melkveehouderij, stelt de Rabobank, want het opent de weg naar een groter marktaandeel in Europa en op de wereldmarkt. Op lange termijn blijft de wereldzuivelmarkt een groeimarkt. De concurrentiekracht van de Nederlandse zuivelketen is op een aanvaardbaar niveau, vooral omdat de zuivelindustrie zich positief onderscheidt van de internationale concurrentie. Op de individuele melkveebedrijven staat de concurrentiekracht echter onder druk door de hoge vaste kosten (dat zijn de kosten voor met name grond en gebouwen, en op dit moment ook nog voor het melkquotum). Dit klemt temeer omdat er naast de toenemende concurrentie andere mondiale ontwikkelingen zijn die tot hogere kosten op het melkveebedrijf kunnen leiden. De maatschappelijke roep om meer duurzaamheid vertaalt zich in eisen op terreinen als klimaat, mineralen, milieu, dierenwelzijn, diergezondheid en natuur.

Hiermee staat de Nederlandse melkveehouderij aan de vooravond van ingrijpende veranderingen. Om de vaste kosten per kilogram melk te verlagen, is verdere schaalvergroting noodzakelijk. Nederlandse melkveehouders zijn hier al druk mee bezig en/of bereiden zich voor om na de definitieve afschaffing van de quotering een groeispurt in te zetten. Dit zal leiden tot een groei van de Nederlandse melkplas van de huidige 11,5 naar 14 miljard kilogram in 2020 (ruim twintig procent).

De geschetste problematiek dwingt echter ook tot scherpere keuzen in de bedrijfsvoering op veel Nederlandse melkveebedrijven. In feite staat de melkveehouderij daarmee voor een dubbele uitdaging. Niet alleen meer, maar vooral ook anders melken: winstgevender en duurzamer.

Ook op bedrijfsniveau zal het accent meer en meer komen te liggen op een verlaging van de kostprijs per kilogram melk. Door schaalvergroting zal het aantal melkveebedrijven in Nederland naar verwachting afnemen van 18.000 in 2009 tot 11.000 in 2020, waarbij het aantal gespecialiseerde bedrijven met meer dan 2 miljoen kilogram melk verder doorgroeit. Ongeveer de helft van de melk komt in 2020 van traditionele gezinsbedrijven, die dan gemiddeld 800.000 tot 1.000.000 kilogram produceren.

Duurzamer melk produceren begint volgens de Rabobank bij het verhogen van de gemiddelde levensproductie per koe. Een hogere gemiddelde leeftijd van de dieren is te bereiken door meer aandacht voor dierenwelzijn en diergezondheid. Deze aanpak is niet alleen duurzamer, maar verlaagt ook de kostprijs per kilogram melk. Voor een beter dierenwelzijn zijn nieuwe houderijsystemen en stalconcepten in ontwikkeling.

Tenslotte wijst de Rabobank erop dat de melkveehouderij samen met de varkenshouderij en de akkerbouw een bijdrage aan duurzaamheid kan leveren door mineralen uit organische mest te verwerken tot kunstmest. Dit leidt tot lagere kosten, ook voor de melkveehouders, en verlaagt het gebruik van (geïmporteerde) kunstmest in de Nederlandse land- en tuinbouw.

De conclusies van de enquête over schaalvergroting, gecombineerd met een afname van het aantal bedrijven, sluiten volledig aan bij de trends die in ‘Anders melken’ worden beschreven.

  • Landbouwvisie Tynaarlo 2010-2020

In de Landbouwvisie Tynaarlo van LTO Noord staat te lezen dat de landbouw het overgrote deel, ongeveer 77%, van de grond binnen de gemeente beheert en een belangrijke bijdrage levert aan de lokale werkgelegenheid en de leefbaarheid.

Het beeld van enerzijds een afname van het aantal bedrijven en anderzijds een forse schaalvergroting, zoals dat uit de enquête naar voren komt en door Anders Melken wordt bevestigd, spreekt ook uit deze visie. Daarnaast komt naar voren dat de hoeveelheid cultuurgrond tussen 1990 en 2008 is teruggelopen van 10.782 naar 9.465 hectare. Deze afname, van ruim 12%, was grotendeels een gevolg van de realisatie van nieuwe natuur (Ecologische Hoofd Structuur). In mindere mate is grond gegaan naar woningbouw, bedrijventerreinen en infrastructuur.

Over de agrarische structuur schrijft de visie: ‘(er) zijn aaneengesloten gebieden te duiden waar landbouw onmiskenbaar het primaat heeft. In termen van nieuw omgevingsbeleid wordt gesproken over robuuste functies. De oppervlakte van deze gebieden evenals de aanwezige structuur, vormen voorwaarden waarbinnen de agrarische bedrijven in die gebieden toekomstperspectief kunnen houden. Verdere verkleining of versnippering van deze landbouwgebieden acht LTO Noord ongewenst. Dit betekent dat ook langs de lijn van ruimtelijke spelregels uiterst terughoudend moet worden omgesprongen met initiatieven die een inbreuk zouden kunnen veroorzaken op de landbouwbelangen. Te denken valt aan het beperken van ecologische verbindingszones, nieuwe natuur, landgoederen, waterberging, bos enzovoort. Naast de uitgesproken robuuste landbouwgebieden zijn gebieden te onderscheiden waar naast landbouw ook andere functies een rol spelen (multifunctionele gebieden). De ervaring leert dat ook voor agrarische ondernemers in dergelijke gebieden de continuïteit van het bedrijf centraal staat. Dit betekent dat ondernemers in de gelegenheid moeten worden gesteld om een inkomen te genereren. Over gaan tot vergaande ruimtelijke conservering in gebieden waar de omgeving iets kwetsbaarder is, is volgens ons geen goede benadering. Een ontwikkelingsgerichte strategie met meer aandacht voor kwaliteit verdient de voorkeur’.

De opmerkingen die in de enquête werden gemaakt over met name kavelruil en bedrijfsverplaatsing sluiten hier goed op aan.

  • Rijksbeleid voor het landelijk gebied

Een derde ontwikkeling die belangrijk is in relatie tot de uitkomsten van de enquête, is het veranderende rijksbeleid ten aanzien van het landelijk gebied, wat onder meer inhoudt dat er de komende jaren minder geld beschikbaar zal zijn voor natuuraankopen dan in het verleden. Ook op de budgetten van terreinbeheerders, zoals Staatsbosbeheer, zal worden bezuinigd.

Dit betekent dat er meer behoefte zou kunnen ontstaan aan een bijdrage van de landbouw aan natuurbeheer.

Stappenplan

Naar aanleiding van de conclusies uit de ledenvergadering, in combinatie met de ontwikkelingen die in de vorige paragraaf werden beschreven, willen de volmachten stappen nemen op de volgende terreinen. Een en ander zal worden afgestemd met de lokale afdeling van LTO Noord.

  • Schaalvergroting: de volmachten zullen in overleg treden met Provincie Drenthe om in kaart te brengen welke concrete mogelijkheden er zijn voor structuurverbetering door middel van bijvoorbeeld kavelruil, bedrijfsverplaatsing en -uitplaatsing.
  • Ruimtelijk beleid: de volmachten zullen de Gemeente Tynaarlo formeel verzoeken om gevolg te geven aan de aanbevelingen die in de LTO-Landbouwvisie 2010-2020 worden gedaan ten aanzien van gebieden waar de landbouw als een ‘robuuste functie’ aanwezig is. Dat wil zeggen: voorkomen dat deze landbouwgebieden verder verkleind of versnipperd worden door initiatieven die de agrarische functie belemmeren. De volmachten benadrukken dat zij het zoeken naar maatwerkoplossingen in gebieden met een kwetsbare structuur ondersteunen.
  • Grondgebruik: vanwege de noodzaak van een ruime vruchtwisseling en een lage veebezetting, is het belangrijk dat er geen landbouwgrond meer verloren gaat. In combinatie met de hiervoor geschetste veranderingen in het rijksbeleid voor het landelijk gebied, pleit dit ervoor om de functies landbouw en natuur in de toekomst waar mogelijk te integreren, in plaats van ze te scheiden. De volmachten zullen terreinbeheerders, in eerste instantie Staatsbosbeheer, uitnodigen om de mogelijkheden hiervoor gezamenlijk te onderzoeken. Hierbij wordt o.a. gedacht aan het realiseren van natuurdoelstellingen door een extensief agrarisch beheer van gronden die eerder aan de landbouw zijn onttrokken. Het voordeel voor de landbouw is dat hiermee formeel meer areaal gecreëerd kan worden, waardoor de gevolgen van met name de mestwetgeving kunnen worden verzacht. Een extensief graslandbeheer met een lage veebezetting past goed in het kader van het weidevogelbeheer, vergroot de mogelijkheden voor weidegang en levert tevens een structuurrijk gras op dat goed ingepast kan worden in het rantsoen voor melkvee.
  • Infrastructuur: de volmachten zullen de wegbeheerders, met name gemeente en provincie, formeel verzoeken om maatregelen te nemen waarmee de wegen worden aangepast aan de eisen des tijds. Dat betekent onder meer een gedeeltelijke verbreding, de aanleg van passeerstroken en het verwijderen van verkeersremmers, zoals drempels.
  • Waterpeilbeheer: de volmachten zullen het Waterschap Noorderzijlvest uitnodigen voor een overleg over mogelijkheden om het grondwaterpeil zodanig te reguleren dat de landbouwkundige productieomstandigheden worden geoptimaliseerd. De volmachten zijn van mening dat hiermee ook natuurdoelstellingen worden gediend, omdat het tevens problemen als uitspoeling van mineralen tegengaat.
  • Mestwetgeving: de volmachten zullen via LTO Noord formeel aandacht vragen voor het probleem van lage fosfaatnormen op fosfaatfixerende grond.
  • Landschapsbeheer en –onderhoud: de volmachten zullen de gemeente Tynaarlo uitnodigen voor een overleg over mogelijkheden om de taken bermbeheer en sneeuwruimen beter te regelen.
  • Agrarische verbindingszones: door middel van akkerranden, gecombineerd met landschapselementen, is onlangs een agrarische verbindingszone van ca. 50 ha tussen Zuidvelde en Donderen gerealiseerd, die grotendeels binnen het gebied van de Boermarke Zeijen valt. In deze flexibele zone blijft de grond in rust voor flora en fauna, maar is wel de agrarische bestemming behouden. Dat betekent dat de oppervlakte meetelt voor de mestwetgeving en dat toeslagrechten er kunnen worden verzilverd. Tevens draagt deze zone bij aan het jachtterrein van de Boermarke. De volmachten willen zich inzetten voor de aanleg van meer van dit soort zones. Zij zijn van mening dat de provincie dit nog meer zou kunnen stimuleren dan op dit ogenblik gebeurt en zullen daar bij de provincie op aandringen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Boermarke Zeijen

 

Vragenlijst

landbouwvisie 2010 - 2025


Boermarke Zeijen

 

Vragenlijst voor het opstellen van de landbouwvisie 2010 - 2025

Doel van de vragenlijst

De Boermarke Zeijen wil voor haar gebied een Landbouwvisie opstellen, gericht op de periode 2010 - 2025. In het gebied, van ongeveer 1.000 hectare, speelt de landbouw van oudsher zowel in economisch, ecologisch als landschappelijk opzicht een belangrijke rol. Door nieuwe ontwikkelingen – denk aan wonen, werken, natuur en recreatie – kan in de komende jaren het speelveld voor de agrarische sector in deze omgeving drastisch veranderen. De Boermarke wil deze veranderingen als uitgangspunt nemen om nieuwe perspectieven voor ondernemerschap en (agrarische) bedrijfsontwikkeling in kaart te brengen. De landbouwvisie zal te zijner tijd deel gaan uitmaken van de integrale gebiedsvisie voor Zeijen. Een belangrijk onderdeel van het project is een enquête, waarvoor circa 20 bedrijven die meer dan 3 ha in de Boermarke bezitten en die hun hoofdinkomen uit de landbouw behalen, zullen worden benaderd. Deze vragenlijst is daarvoor de basis.

 

Afspraken voor het invullen en het gebruik van de gegevens

  1. Er wordt in de enquête gevraagd naar uw naam en adres. Dat is om nog een keer om een toelichting te kunnen vragen als er onduidelijkheden zijn bij het verwerken van de antwoorden. De uitwerking gebeurt door mevrouw M. Lamain van Weister Klap Advies uit Wehe-Den Hoorn. U kunt dus door haar gebeld worden. Zij zal uw informatie vertrouwelijk behandelen en in de rapportage geen naam- en adresgegevens gebruiken. De antwoorden op de enquêtevragen worden zodanig in de rapportage verwerkt dat ze niet te herleiden zijn naar individuele bedrijven en ondernemers.

 

  1. De waarde van het onderzoek is optimaal als alle deelnemers alle vragen beantwoorden, maar niemand is daartoe verplicht. Deelnemers stellen zelf de grens: wie er bezwaar tegen heeft om bepaalde vragen te beantwoorden, mag die vragen open laten.

 

  1. De enquêteur(s) verplicht(en) zich om de uitkomsten van de gevoerde gesprekken uitsluitend voor het onderzoek te gebruiken en de anonimiteit te waarborgen.

 

Opzet van de enquête

 

Bij het opstellen van de vragen is er van uit gegaan dat er voor een goed functionerende onderneming een evenwicht moet bestaan tussen het bedrijf (technische en economische aspecten), de omgeving (ruimtelijke en maatschappelijke aspecten) en de ondernemer (vaardigheden en wensen). We hebben dat respectievelijk kunnen, mogen en willen genoemd. De vragen zijn volgens dat principe gerubriceerd.

 

Bij de meeste vragen is ruimte vrijgelaten voor extra toelichting Als er meer ruimte nodig is, mag de toelichting ook op een apart vel gegeven worden. Geef dan wel duidelijk aan om welk bedrijf en om welke vraag het gaat.

 

Als er op een bedrijf meerdere ondernemers zijn, kunnen er desgewenst meerdere formulieren worden ingevuld. Zorg er wel voor dat steeds duidelijk is om welk bedrijf het gaat.

 

Kunnen = Bedrijf

K 1      naw-gegevens

 

bedrijf

 

adres

 

postcode en plaats

 

ingevuld door

 

telefoon/fax

 

e-mail

 

 

K 2      ontwikkeling bedrijfsoppervlakte verleden – toekomst (ha. gemeten maat)

 

 

2000

2005

2010

2015

2020

2025

eigendom

 

 

 

 

 

 

erfpacht

 

 

 

 

 

 

wettelijke pacht

 

 

 

 

 

 

losse pacht (1 jaar)

 

 

 

 

 

 

totaal

 

 

 

 

 

 

 

K 3      grondgebruik

 

klasse

aantal ha

bouwland (incl. maïs)

 

regulier grasland

 

beheersgrond (natuur)

 

overig

 

totaal

 

 

Ruimte voor toelichting:


 

K 4      verkaveling, grondkwaliteit en waterhuishouding

 

 

huiskavel

veldkavels

eventuele tweede locatie

aantal

 

 

 

afstand tot (hoofd)gebouwen

 

 

 

totale oppervlakte

 

 

 

kavelgrootte

 

 

 

perceelsvorm (i.v.m. bewerkbaarheid)

goed / matig / slecht

goed / matig / slecht

goed / matig / slecht

grondsoort

 

 

 

algemene ontwateringstoestand

goed / matig / slecht

goed / matig / slecht

goed / matig / slecht

totaal aantal ha gedraineerd

ha

ha

ha

storende lagen

ha

ha

ha

 

Ruimte voor toelichting:

 

 

 

 

 

 

 


K 5      huidig bouwplan

 

 

totale oppervlakte

waarvan op gehuurd land

grasland

ha

ha

maïsland

ha

ha

 

ha

ha

aardappelen

ha

ha

bieten

ha

ha

granen

ha

ha

 

ha

ha

faunaranden

ha

ha

overig

ha

ha

Totaal

ha

ha

 

K 6      huidige veebezetting

 

 

aantal

melkkoeien

 

jongvee < 1 jaar

 

jongvee > 1 jaar

 

 

 

paarden

 

slachtkuikens

 

schapen

 

 

 

 

 

 

 

 

Ruimte voor toelichting:

 


K 7      productierechten

 

 

2000

2010

2025

melkquotum in kg.

 

 

 

suikerquotum

 

 

 

Avebe-aandelen

 

 

 

 

 

 

 

 

Ruimte voor toelichting:

 

 

 

 

K 8      huidige arbeidsbezetting

 

ondernemer(s)

VAK

vast personeel

VAK

meewerkende gezinsleden

VAK

los personeel (bv. stagiairs)

uur/jaar

loonwerk

uur/jaar

belangrijkste werkzaamheden die gewoonlijk door de  loonwerker worden gedaan:

 

 

 

Ruimte voor toelichting:


K 9      neventak (b.v. recreatie),

werk voor derden en/of

inkomsten van buiten het bedrijf (b.v. betaalde bestuurs- en adviesfuncties, deeltijdbaan of baan van partner)

 

neventak:

 

 

werk voor derden:

 

 

inkomsten van buiten het bedrijf:

 

 

 

Ruimte voor toelichting:

 

 

 

Omgeving = mogen

 

M 1 uw huidige functie binnen het bedrijf (meerdere antwoorden mogelijk)

 

ondernemer

directeur

bedrijfsleider

maat

vennoot

bedrijfsopvolger

aandeelhouder

 

 

Ruimte voor toelichting:

 

 

 

 

 

 

 

M 2      echtgeno(o)t(e) of levenspartner

 

werkzaam in bedrijf

uur/week

werkzaam in tweede tak binnen bedrijf

uur/week

werkzaam buiten bedrijf

uur/week

 

Ruimte voor toelichting:

 

 

 

 

 

 

 

 

M 3      bedrijfsopvolger(s)

 

ja, werkt mee in bedrijf

uur/week

ja, werkt nog niet mee in bedrijf, leeftijd (en)

jaar

nog niet bekend, leeftijd(en)

jaar

nee

 

 

Ruimte voor toelichting:

 


M 4      bijzondere beperkingen of kansen voor de bedrijfsontwikkeling

gemeentelijk bestemmingsplan:

beperkend / niet beperkend / extra kansen / neutraal / niet bekend

toelichting:

POP (provinciaal omgevingsplan):

beperkend / niet beperkend / extra kansen / neutraal / niet bekend

toelichting:

vergunningenbeleid algemeen:

beperkend / niet beperkend / extra kansen / neutraal / niet bekend

toelichting:

andere factoren:

beperkend / niet beperkend / extra kansen / neutraal / niet bekend

toelichting:

 


M 5      beperkingen of kansen als gevolg van grondmobiliteit en wijzigingen in het grondgebruik in de directe omgeving (ca. 5 km)

 

wordt er in uw omgeving veel grond aangeboden (koop, erfpacht, pacht, teeltpacht)?

niet bekend / nee / ja, nl.:

ziet u het huidige grondaanbod als een kans of als een bedreiging voor uw toekomst?

kans / bedreiging / neutraal

toelichting:

wordt er in uw omgeving veel grond gevraagd? (koop, erfpacht, pacht, teeltpacht)

niet bekend / nee / ja, nl.:

ziet u de huidige vraag naar grond als een kans of als een bedreiging voor uw toekomst?

kans / bedreiging / neutraal

toelichting:

zijn er andere ontwikkelingen die de beschikbaarheid van grond en/of het grondgebruik beïnvloeden (b.v. recreatief medegebruik, nieuwe functies)?

niet bekend / nee / ja, nl.:

ziet u hierin kansen of bedreigingen voor uw toekomst?

kans / bedreiging / neutraal

toelichting:


M 6      spelen wensen/plannen/eisen van gezinsleden en familie een rol bij de keuzes over de toekomst van uw bedrijf?

 

nee, want / nog niet over nagedacht / niet bekend / ja, namelijk:

toelichting:

 

M 7      spelen wensen/plannen/eisen van de eigenaar, verpachter, raad van bestuur of aandeelhouders een rol bij de keuzes over de toekomst van uw bedrijf?

 

nee, want / nog niet over nagedacht / niet bekend / ja, namelijk:

toelichting:

 

M 8      spelen wensen/plannen/eisen van uw financier(s) een rol bij de keuzes over de toekomst van uw bedrijf?

 

nee, want / nog niet over nagedacht / niet bekend / ja, namelijk:

toelichting:

 


M 9      vroegere, bestaande of voorgenomen samenwerking met derden (anders dan in Boermarke Zeijen; b.v landruil, gezamenlijke machines, werkafspraken)

 

met:

 

op het gebied van:

 12-02-2011
 Bert/Lyanne

pagina terug