|
Jonge merels,
We zagen ze voor het eerst in de carport, boven op een balk en de auto zat onder de vogelstront. Twee jonge merels, van die voddige bolletjes veren, kopjes ingetrokken alsof ze geen nek hebben. Nog een enkel slordig donsveertje op hun kruin. Ik had gezien dat er een nest in de klimop zat, pa en ma merel waren druk aan het bouwen. Dat doen ze ieder jaar, vaak in de coniferen maar daar zijn ze al een paar keer verjaagd door katten en kraaien en ander roofgedierte. Vorig jaar hadden ze een veilige plek gekozen, in de druif en half op de zonwering tegen het huis aan. Verdreven van ons eigen terras, zijn we op de zonnige dagen daarna met de hele handel naar het gras verhuisd zodat ze rustig konden broeden. Toen in een stormachtige nacht de druivenstruik was omgeklapt en het nest in de volle zon lag, heb ik met een stok de druiventakken weer teruggeduwd zodat het nest weer beschermd was tegen de felle zon en uit het zicht lag. Terug van vakantie waren de eieren uitgebroed. Voorzichtig gluurden we in het nest, waren het er drie of vier? De ouders moesten even aan ons wennen maar al snel vlogen ze weer af met stront en aan met voedsel. Bincky hield de katten uit de tuin en wij voerden discussie of we nu wel of niet gingen barbecueën of dat we dan het risico liepen om de jonge merels uit te roken. Tot ze uitvlogen. Of eigenlijk twee, want een kuiken zat nog op het nest, ik hoorde hem fladderend roepen: ‘Mam, ik durf niet.’ Pa en ma merel hadden hun handen vol aan de twee in onze tuin. De jongen zaten te blèren om eten en de ouders sleepten enorme hoeveelheden wormen aan, maar leken de kleintjes steeds kwijt te zijn. Af en toe zat er een jonkie op de mat in de keuken. Erno riep dan: ‘Wil je dat uilskuiken even wegsturen.’ Zachtjes duwde ik het hoopje veren vanuit de keuken met mijn hand naar buiten totdat ze zich verstopte in de lavendel. Dit voorjaar zijn de jonge merels zo vroeg, dat ze een aantal nachtvorsten moesten zien te overleven. Ik heb ze bijgevoerd. Een halve appel voor de suikers en zomerstrooivoer om de merelouders wat op te peppen. Als een moederkloek sta ik bij gebrek aan een hond, de katten uit de tuin te vloeken. Aan de eettafel zit ik ontroerd en met een grote glimlach naar buiten te kijken. Ze hippen struikelend door de tuin, schreeuwend om een hapje appel. Hun hulpeloze pogingen om omhoog te vliegen - naar een tak of een van mijn tuinbeelden - zijn zo grappig.
|
|