Nieuws

Column van Els Windau 89

Reiziger 

Het meest oostelijk reisdoel was Aziatisch Turkije, het verst in het westen was de Verenigde Staten. In het zuiden is Portugal mijn reisgrens en richting noorden ergens halverwege Noorwegen.  De afgelopen vijftien jaar gaan we in de zomer richting Zweden maar dan blijven we vaak in Denemarken hangen. De lange weekenden en tussendoortjes brengen we door op Schiermonnikoog of in Duitsland. Toch ben ik geen reiziger. Letterlijk bedoel ik. Ergens anders zijn, vind ik prima. Maar de weg ernaartoe met de auto, de boot of de trein is voor mij een regelrechte beproeving. Op de autobahn bij onze oosterburen sta ik doodsangsten uit door de snelheden waarmee ze inhalen, op een boot voel ik me opgesloten en ben ik bang dat ik zink en op het spoor word ik gek van de vertragingen, de volle coupés en de angst dat ik een overstap mis. Vliegen is voor mij de ergste manier van reizen, ik wil het gewoon niet en dat is nogal onhandig met een zoon, schoondochter en drie kleinkinderen in Amerika.
    De douane is ook een item. 1972. Op weg naar Turkije, bij de grens van Bulgarije vroeg de beambte om de ‘kattegries’. Nadat hij dit ongeveer twintig keer herhaald had en rood aangelopen was van woede, begrepen we pas dat hij in de categorie autopapieren de groene kaart wilde zien. De hele auto moest leeg. Jaren later bij Checkpoint Charly - toen de muur nog in Berlijn stond - werd mijn hele adressenboekje doorgelezen, de tampons in mijn tas werden een voor een uitgepakt en ik werd gefouilleerd. Ik voelde me een misdadiger, net als bij het interview (lees verhoor) op een Amerikaans vliegveld. Ik wilde alleen maar bij de bruiloft van mijn zoon zijn! Natuurlijk maakte ik ook mooie dingen mee. Tijdens diezelfde reis naar Turkije werden we na een auto-ongeluk zo geweldig opgevangen door een Turks gezin. We brachten drie dagen bij hen door in hun huis net buiten Izmit, terwijl de plaatselijke garage onze aanhanger repareerde. Zij spraken alleen Turks en met een enkel Frans of Engels woordje en veel gebaren leerden we elkaar een beetje kennen. En toch. Laat mij maar een paar keer per jaar naar zee gaan, naar Schier, dat vind ik tegenwoordig ver genoeg.
    Toen ik hier laatst met mijn zus over sprak, zei ze: ’Je bent net papa, die hield ook niet van reizen’. Ze had hem - toen hij net weduwnaar was - voorgesteld om in Egypte te gaan duiken. Dat duiken leek hem wel wat, maar de vliegreis, het ‘douane gedoe’ en slapen in een hotel was het verschrikkelijkste wat hij zich kon voorstellen. De Veluwe, dát vond hij ver genoeg.

 13-01-2017
 Els Windau, Henk

pagina terug